Actueel

  • 7 april 2025

    “We geven heel veel ruimte aan autonomie” Hb-onderwijs op basisschool De Springplank

    Lees meer…

  • 10 maart 2025

    “Flexibiliteit zit in ons DNA”. Hb-onderwijs op het Zuider Gymnasium

    Lees meer…

  • 5 maart 2025

    Bijna 100 leden voor Vereniging BPS!

    Lees meer…

  • 10 februari 2025

    Twee nieuwe BPS-leden

    Lees meer…

  • 30 januari 2025

    Column #6 Marko Otten: Wetenschappelijke Raad

    Lees meer…


  • Alle nieuwsberichten

“We geven heel veel ruimte aan autonomie” Hb-onderwijs op basisschool De Springplank

Basisschool De Springplank in Teteringen werd in 2022 aspirant-lid van de vereniging. Na een succesvolle visitatie vorig jaar zijn ze nu volwaardig lid. Sjoerd Hagen is de directeur, Riana van Vliet is intern begeleider.

Sjoerd Hagen: “We zijn een Jenaplanschool, de kern van ons onderwijs draait om wereldoriëntatie. Dit betekent dat we niet alleen cognitieve ontwikkeling stimuleren, maar ook de persoonlijke ontwikkeling van de kinderen, zoals sociale vaardigheden en zelfbewustzijn. We vinden het belangrijk dat kinderen zich ontwikkelen als volledige mensen. Het HB-onderwijs past daar goed bij. Hoogbegaafde kinderen hebben vaak een grote behoefte aan autonomie, daar geven we in ons onderwijs veel ruimte voor.”

Riana van Vliet: “Inderdaad, we sturen en coachen. We geven instructie op hun eigen niveau, en zorgen ervoor dat kinderen zelf aan de slag gaan. Onze leerlingen volgen een ritmisch weekplan, waarin ruimte is voor afwisseling en voor eigen leerdoelen. Zo benutten de kinderen de kansen die ze krijgen om hun eigen werk in te plannen.

In totaal hebben we 235 kinderen op school, verdeeld over drie voltijds HB-groepen en acht reguliere stamgroepen. Iedere stamgroep bestaat uit twee leerjaren. Dat is voor de kinderen een extra uitdaging: ze werken samen met andere leeftijden.”

Jullie zijn zes jaar geleden begonnen met de voltijd HB-groepen. Wat was de aanleiding om dit te doen?

Van Vliet: “Het idee ontstond toen we merkten dat we al een grote groep meer- en hoogbegaafde kinderen hadden die verrijking nodig hadden. Dit was in mijn eerste jaar hier op school. Binnen ons bestuur waren er al andere scholen met voltijds HB-voorzieningen die overvol waren. Geografisch gezien pasten wij goed in het plaatje, en we zagen dat er een kans was om ons aanbod uit te breiden. Daarnaast wilden we ons team verder ontwikkelen, omdat we wel de kennis hadden, maar die nog niet volledig in onze school konden integreren.”

Hagen: “We zijn met twaalf kinderen begonnen, nu zitten we op 58. We ontvangen wekelijks aanvragen van ouders die graag hun kinderen bij ons willen aanmelden. De behoefte is dus duidelijk.”

Hoe zagen de eerste stappen eruit?

Van Vliet: “Ons eerste uitgangspunt waren de vier pijlers van het Jenaplanonderwijs: gesprek, spel, werk en viering. Vervolgens hebben we gekeken hoe deze pijlers en onze werkwijze aansluiten bij de behoeften van hoogbegaafde kinderen. Zijn er aanvullingen nodig en zo ja, welke? Vanuit literatuur en de ervaring van de collega-school binnen ons bestuur hebben we zeven aanvullende pijlers ontwikkeld. Op basis daarvan hebben we ons beleid vormgegeven.

Eén van de pijlers is de verbinding tussen hoofd, hart en lichaam. Hoogbegaafde kinderen zijn vaak heel analytisch ingesteld, het is essentieel dat zij leren verbinding te maken met hoofd, hart en lichaam. Zeker gezien de intense en wisselende emoties die zij ervaren. Om de samenwerking tussen de drie aspecten te vergroten, proberen we dagelijks momenten in te bouwen om de verbinding te herstellen, bijvoorbeeld door een korte meditatie of ademhalingsoefeningen. Hierdoor ontstaat er meer balans.

Daarnaast is er de pijler van balans tussen analytische, creatieve en praktische vaardigheden, gebaseerd op het triarchisch model van Sternberg. We bieden project- en onderzoeksgericht onderwijs aan, daarmee stimuleren we deze drie vaardigheden. Kinderen kunnen zich hierin zo evenredig mogelijk ontwikkelen.

Veel van deze kinderen zijn sterk in de analytische en creatieve vaardigheden, maar hebben soms moeite met de praktische uitvoering. We bieden ze de ruimte om die vaardigheden te ontwikkelen.”

Hagen: “Alles grijpt in elkaar. Elke pijler is met andere pijlers verbonden. Het gaat niet alleen om cognitieve ontwikkeling, maar ook om sociale en emotionele groei. Door ze in een veilige omgeving te plaatsen waar ze zichzelf kunnen zijn, kunnen we hen helpen om volledig tot bloei te komen.

De pijlers blijven de leidraad voor alles wat we doen, maar we blijven ook bijschaven. Je merkt gaandeweg dat niet alles altijd meteen werkt, maar dat is ook het proces van leren en ontwikkelen. We kijken naar wat goed werkt voor onze kinderen en passen een bestaande aanpak of werkwijze eventueel aan.”

Kun je daar een voorbeeld van geven?

Van Vliet: “Het omgaan met vieringen, een wezenlijk onderdeel van Jenaplanonderwijs. In eerste instantie wilden we dat alle kinderen erbij aanwezig waren, maar gaandeweg merkten we dat dit voor sommige kinderen te veel gevraagd was. Voor veel hoogbegaafde kinderen zijn grote groepen en veel geluid stressvol. Samen met het kind en de ouders zoeken we naar passende interventies. Zo kom je tegemoet aan de behoeften van de kinderen, maar bied je ook ruimte voor het Jenaplan-karakter.”

Hagen: “We merken dat dit goed werkt. Ook voor kinderen die de vieringen liever helemaal vermijden, is het belangrijk dat ze deze keuze krijgen. Dan neem je de kinderen serieus in hun sensitiviteit en bied je ruimte om hierin een weg te vinden. Tegelijkertijd leren we ze om met ongemak om te gaan – zonder daarbij over hun grenzen heen te gaan – want dat is ook een belangrijk onderdeel van het leven.”

De basis van jullie beleid zijn de good practices van andere scholen en kennis uit wetenschap en praktijk?

Hagen: “Die zaken hebben ons geholpen een solide fundament te leggen. We hebben alles opgebouwd vanuit de wetenschap, met input van zowel theorie als praktijk. Het was belangrijk om theorieën over hoogbegaafdheid en executieve functies te vertalen naar een bruikbare vorm voor ons onderwijs: hoe kun je theorie toepassen in de praktijk.

Van Vliet: “We hebben een handboek ontwikkeld waarin we de verschillende pijlers van ons onderwijs uitleggen en onderbouwen. Voor elke pijler hebben we een stuk theorie toegevoegd en meteen de vertaling naar onze dagelijkse praktijk op school. Daarnaast hebben we een lijst met middelen die we in onze lessen gebruiken.

Het mooie is dat de collega’s een actieve bijdrage leveren aan deze kennisdeling. Het helpt dat sommige collega’s zelf wetenschappelijke artikelen lezen of opleidingen volgen, waardoor we ons blijven ontwikkelen.”

Hebben jullie een specifiek voorbeeld waarbij nieuwe kennis invloed had op de praktijk?

Van Vliet: “Een goed voorbeeld hiervan is de verschuiving in onze visie op versnellen. In het verleden waren we nogal kritisch op versnellen en vonden we dat kinderen vooral binnen hun eigen leeftijdsgroep moesten blijven. Door (bij)scholing zijn we ons meer gaan realiseren dat het niet alleen om leeftijd gaat, maar vooral om de cognitieve en mentale ontwikkeling van het kind.

Zoals Femke Hovinga van Talentissimo aangeeft, loopt de mentale leeftijd van een kind met een hoge intelligentie vaak ver vooruit op andere ontwikkelingsgebieden. Dat maakt het vinden van aansluiting en passende begeleiding soms een zoektocht. Als een leerling cognitief ver vooruit is, kan het zelfs traumatiserend zijn om hem of haar in de eigen leeftijdscategorie te houden. Daarom kijken we nu veel meer naar de specifieke behoeften van het kind en stemmen we het onderwijs daarop af.”

Hagen: “We hebben bijvoorbeeld dit jaar een kind versneld van groep 4 naar groep 6, omdat het kind op geen enkele manier leerde op het niveau dat zijn of haar leeftijdsgenoten hadden. Soms moet je echt buiten de gebaande paden denken. Daarbij blijven we altijd goed afstemmen met de ouders, zodat het kind blijft profiteren van het aanbod in de groep.”

Van Vliet: “Het is maatwerk. We hebben ook kinderen waarvan we merken dat ze sociaal-emotioneel rijper zijn dan cognitief. Dan is het belangrijk om naar de balans tussen beide te kijken en dat ook in de praktijk toe te passen. Zo proberen we onze leerlingen zoveel mogelijk op maat te ondersteunen.”

Hoe kunnen kinderen bij jullie niet alleen cognitief, maar ook sociaal ontwikkelen?

Hagen: “De peergroup speelt daarin een cruciale rol. Veel van deze kinderen voelen zich vaak een ‘roze schaap’ in reguliere groepen, maar zodra ze in een groep van gelijkgestemden zitten, merken ze dat ze niet de enige zijn die anders denken. Het geeft hen veel rust en erkenning. Het feit dat ze zichzelf herkennen in anderen, maakt dat ze zich veilig voelen. Dit is ook een belangrijke stap in de identiteitsontwikkeling.”

Van Vliet: “Identiteitsontwikkeling is essentieel. Als kinderen samen met gelijkgestemden kunnen werken, kunnen ze sociale vaardigheden ontwikkelen die ze misschien in andere contexten niet zouden leren. We hebben bijvoorbeeld projecten waarin ze in groepjes werken aan een onderwerp en daarvoor onderzoeksvragen formuleren. Dit helpt hen om samen te werken, zelfs als ze sterke overtuigingen hebben over wat ze willen onderzoeken. Het is soms een uitdaging, maar uiteindelijk helpt het hen om compromissen te sluiten en samen te werken, wat ook buiten de school van pas komt.

Het is een balans: kinderen ruimte geven om hun eigen sterke punten te laten ontwikkelen en
tegelijkertijd stimuleren dat ze uit hun comfortzone stappen. Soms kan dat ongemak veroorzaken, vooral bij dubbelbijzondere kinderen of kinderen die moeite hebben met groepswerk. We proberen waar mogelijk maatwerk te leveren. Sommige kinderen kunnen niet meteen aan bepaalde opdrachten deelnemen; dan zoeken we naar een andere manier om ze te betrekken. Zo zorgen we ervoor dat ze zich ontwikkelen, zonder hen te dwingen tot iets wat zich in de paniekzone bevindt.”

Hagen: “Wat we altijd benadrukken, is dat we kinderen willen helpen om zich staande te houden in de ‘echte wereld’. Dat betekent dat ze vaardigheden ontwikkelen om met uitdagingen en ongemak om te gaan. We begeleiden hen hierin op een manier die recht doet aan hun eigen tempo en behoeften, zodat ze niet vast komen te zitten in hun eigen wereld, maar ook verbinding kunnen maken met de omgeving om hen heen.”

Hoe zorgen jullie ervoor dat deze kinderen zich emotioneel goed voelen?

Hagen: “We hechten veel waarde aan het creëren van een veilige omgeving, waar kinderen zich gezien en gehoord voelen. We werken intensief aan de sociale en emotionele ontwikkeling van onze leerlingen, juist omdat hoogbegaafden vaak anders in het leven staan. Ze zijn intelligent, maar hebben vaak moeite met het reguleren van hun emoties. Daarom hebben we veel aandacht voor het normaliseren van emoties en zorgen we ervoor dat ze zich niet apart voelen. Dit doen we door dagelijks in gesprek te gaan tijdens de kringmomenten. Bepaalde gebeurtenissen of zorgen die de kinderen hebben, worden daarin meegenomen. Dit sluit weer aan bij de Jenaplanprincipes.

Van Vliet: “De stamgroepleider speelt hierin een grote rol. Het is essentieel dat de leerkracht de emoties van het kind erkent en begrijpt. Het idee is niet om een kind te pushen om maar door te gaan, maar om ze de ruimte te geven om zichzelf te reguleren. Als een kind overprikkeld is, kan dat soms even betekenen dat het niet naar school gaat. Maar we hebben altijd wekelijks contact met de ouders en proberen samen met hen te kijken naar wat het kind nodig heeft.”

De auditcommissie van BPS was onder de indruk van hoe jullie thuiszitters helpen. Kunnen jullie daar meer over vertellen?

Hagen: “Wat we vooral doen is: maatwerk, ruimte geven en niets verplichten. De druk van de ketel halen, omdat zo’n leerling vaak heel veel heeft meegemaakt. Het gaat erom te erkennen dat er overprikkeling, stress en dergelijke er zijn. Normaliseren is een hele belangrijke stap. Hierbij is het belangrijk om het hele systeem te betrekken zoals bijvoorbeeld de leerplichtambtenaar als een kind (gedeeltelijk) thuis zit. De ervaring tot nu toe is dat ze erop vertrouwen dat wij het goede doen.”

Van Vliet: “We zoeken naar kansen, naar het gouden moment. Al is het dat een leerling een half uurtje per week een spelletje komt doen in de klas, een potje voetballen op het schoolplein of samen lunchen.

Er moet wel contact blijven, dat kan wekelijks. Maar: zonder een vraag. Alleen een mededeling als: ‘We hebben aan je gedacht, we hebben dit de afgelopen dagen gedaan’. En niet zeggen dat je het leuk vindt als de leerling weer eens langskomt. Of: hoe gaat het met je? Dan ontstaat er weer druk. De periode thuis is soms echt volledig nodig, maar dit moet niet te lang duren.”

Hagen: “Samen met ouders ga je kijken wat er wel mogelijk is om te zorgen dat er meer balans komt tussen de school- en thuissituatie. Het kan daarbij voorkomen dat het (nog) niet lukt dat een kind volledig naar school gaat, maar wel op gezette tijden komt en op deze momenten ook succes en plezier ervaart. Als een kind weer schoolbaar is, zetten we daarna in op de leerbaarheid. Dit kan alleen als het kind zich op zijn gemak voelt en ruimte heeft om zijn cognitieve mogelijkheden te benutten.”

Een ander punt uit het auditverslag is de goede relatie met ouders: ‘de lijntjes zijn kort en er is snelle communicatie’.

Van Vliet: “Dat is een mooi compliment. Naast het wekelijkse contact organiseren we vier keer per jaar ervaringskringen voor ouders. Ze gaan dan met elkaar in gesprek, maar kunnen ook kennis opdoen over onderwerpen die hen aangaan. Dit kan bijvoorbeeld gaan over executieve functies of over de taal die wij op school gebruiken.”

Hagen: “Ouders vinden de ervaringskringen erg waardevol. Ze krijgen de kans om te zien dat ze niet alleen staan in hun zorgen en ervaringen. En ze ervaren bij elkaar de erkenning die ze niet altijd krijgen van de omgeving. Aan de andere kant bieden de kringen ons de kans om hen bewust te maken van de specifieke behoeften van hun kind en hoe we die samen kunnen aanpakken.

Om goed samen te werken is vertrouwen essentieel. Daarom zijn we blij dat ouders dat vertrouwen in ons hebben omdat we veel kennis in huis hebben en hun kind echt zien. Dat is fijn om te horen. Een van de ouders vatte het laatst mooi samen: ‘ze snappen het gewoon’.”

 

© Begaafdheidsprofielscholen 2011 | Privacy Statement